Column
Opinie

De export van zuivel en vlees als topprioriteit

Wereldwijd vindt een herordening van economieën plaats. Daar is alle reden toe, op vele fronten.

Vanwege de klimaatcrisis gaan we naar een ander energiesysteem. Met ons verbruik van grondstoffen en landbouwgrond worden de planetaire grenzen bereikt of overschreden. Ook zijn de geopolitieke verhoudingen minder stabiel geworden en in heel veel landen slaat de vergrijzing toe. Bovendien zet de digitalisering arbeidsmarkten, economieën en samenlevingen op zijn kop. En dus veranderen concurrentieverhoudingen. Alle reden dus om andere keuzes te maken voor risicobeheersing en het behoud van welvaart op de lange termijn.

De Nederlandse politiek heeft zijn keuzes al gemaakt: alle ballen op de export van dierlijke producten. Zuivel en vlees als topprioriteit. Meer dan twee derde van alle veeteeltproductie is immers voor de export. 

Voortdurend kiezen voor de landbouw

Dat is een merkwaardige keuze, want die houdt helemaal geen herordening in, maar een keuze voor het verleden. Toch zien we dat die keuze op heel veel terreinen wordt gemaakt. Laten we ze langslopen.

De stikstofproblematiek in Nederland wordt vooral veroorzaakt door de veehouderij die ammoniak uitstoot. Tot op heden  worden de lasten van het teveel aan stikstof afgewenteld op alle andere sectoren. Veel investeringen en infrastructuurprojecten lopen vast of lopen vertraging op vanwege het niet kunnen verkrijgen van een natuurvergunning. Zo lijkt ook de energietransitie flink te vertragen en kan de industrie de eigen verduurzamingstransitie niet tijdig maken.

Door de vergrijzing is de Nederlandse arbeidsmarkt heel krap en worden veel arbeidskrachten uit het buitenland aangetrokken. De Nederlandse slachterijen draaien voor ruim 80 procent op buitenlandse werknemers. En dat zien we in andere delen van de landbouwsector ook. Veel laaggeschoold werk, dat ook laag wordt beloond. De Nederlandse politiek laat dit al jaren ongemoeid, maar wil nu wel andere migratiestromen sterk gaan beperken, de kenniswerkers en de internationale studenten. Ook beter opgeleide asielmigranten krijgen in Nederland weinig kans op passend werk.

Nederland zit mede vanwege de toegenomen bevolkingsdruk heel krap in de ruimte. Er is eigenlijk te weinig ruimte voor de nieuwe energieproductie en -infrastructuur, te weinig ruimte voor woningbouw en recreatie, te weinig ruimte voor natuur. Er is één sector die bijna twee derde van alle ruimte opeist, namelijk de landbouwsector, voor de veeteelt en de productie van voer voor de veeteelt. De politiek laat deze verdeling ongemoeid.

Ook de waterhuishouding, de kwaliteit van het oppervlaktewater, de stand van het grondwater, staat ten dienst van het agrarisch bedrijf. Het nationaal groeifonds dat bedoeld is om de innovatiekracht van Nederland te versterken kan worden geschrapt of gekort.  En ach, dat in Nederland de onderwijskwaliteit al jaren achteruit gaat is voor het gemiddelde boerenbedrijf toch niet zo’n ramp…

Keuze voor de vorige eeuw is kansloos

Dus waar we zien dat veel hoogontwikkelde landen strategische keuzes proberen te maken om de structuur van hun economieën passend te krijgen voor de mogelijkheden die de 21e eeuw biedt, zien we dat de Nederlandse politiek met het behoud van de landbouwexporten kiest voor de kracht van de Nederlandse concurrentiepositie die stamt uit de 20e eeuw.

Het doet een beetje denken aan de pogingen in die vorige eeuw om de scheepsbouwsector voor Nederland te behouden. Dat was een kansloze exercitie in een veranderde wereldmarkt, die de belastingbetaler alleen maar veel geld heeft gekost. Ook voor dierlijke producten is voor Nederland op de wereldmarkt de komende decennia weinig meer te winnen. Nu al kan de veeteeltsector in Nederland zich alleen maar bedruipen dankzij omvangrijke subsidies uit de EU. 

Waar is de stem van het bedrijfsleven gebleven?

De Nederlandse politiek heeft zich samen met een deel van het electoraat in deze nostalgische boerenbubbel verscholen. Wat mij vooral verbaast is dat de rest van de Nederlandse economie hiervan de lasten draagt en dit nu al jaren laat gebeuren. Er wordt wel gemopperd, er worden algemeenheden geuit over het behoud van de kenniseconomie, maar er komt vanuit het bedrijfsleven geen heldere roep om een strategie voor een kansrijkere herordening van de Nederlandse economie, laat staan eigen voorstellen daartoe. Ook het niet-agrarische deel van het Nederlandse bedrijfsleven is klaarblijkelijk beducht zich uit te spreken tegen de voorrangspositie voor de veeteeltexporten. Liever dreigen bedrijven dan maar met een vertrek uit Nederland. 

Vertrekken of meedenken?

Dat vertrek uit Nederland is natuurlijk een enorm zwaktebod. Je zou mogen hopen dat meegedacht wordt over de toekomst van Nederlands welvaart. Maar het is wel goed te bedenken dat hier een trend onder ligt. De meeste grote bedrijven in Nederland zijn al vestigingen van een buitenlands bedrijf met een buitenlands hoofdkantoor.

Dus waar in de vorige eeuw de grote Nederlandse bedrijven nog gezamenlijk een vuist konden en wilden maken richting de Nederlands politiek, is dat voor die vestigingen van buitenlandse bedrijven minder vanzelfsprekend, en hebben ze ook minder ruimte om zich uit te spreken. Hun hoofdkantoren zullen sneller kiezen voor het stemmen met de voeten. Dan maar Nederland verlaten. 

De wereldeconomie is zich aan het herordenen. Het tempo ligt hoog. Nederland moet snel bij zinnen komen, of zakt anders weg naar middelmatigheid of erger. VNO-NCW en MKB-Nederland zullen stevige keuzes bij de Nederlandse politiek moeten neerleggen, steviger dan deze week in de vernieuwde strategie is verwoord. 

Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij bestuurder bij NLFI. Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.