Dit artikel wordt u aangeboden door Triodos Investment Management.

Triodos IM: Reset II: het belang van post-growth denken

Triodos IM: Reset II: het belang van post-growth denken

Een belangrijke plek in een kanteling neemt het denken over groei in.

Post-corona zou het over meer moeten gaan dan economische groei afgemeten aan het Bruto Binnenlands Product. Toch is het BBP ook in het post-corona herstel dé maatstaf, en doen overheden er alles aan om die oude economie te redden.
Impact, of welvaart is breder dan economische groei: dat gaat ook over biodiversiteit, gezondheid of gezelligheid. Deze duurzame ontwikkeling moet bovendien niet alleen gelden voor de huidige, maar ook voor de toekomstige generaties en mensen elders ter wereld. Daarbij valt op dat wie hierover praat en wat erover wordt gezegd langzaam verschuift. Tot een paar jaar geleden werd vooral vanuit de duurzaamheidswereld en een select gezelschap van wetenschappers op een breder concept van welvaart aangedrongen. Tegenwoordig kom je dit soort pleidooien echter ook al tegen in beleidsnota’s van bijvoorbeeld de European Unie, de VN of de OESO. Zouden we in 2021 de definitieve doorbraak krijgen van brede welvaart en eindelijk verder gaan dan BBP?

BBP is geen welvaart
Het succes van het BBP als welvaart werd gevestigd na de Tweede Wereldoorlog. In de wederopbouw ging het vooral om productie van goederen en diensten. De net opgerichte instituties, zoals de Verenigde Naties, verspreidden tezamen met voorspoed ook het rekeningenstelsel voor economische groei, de Nationale Rekeningen, over de wereld. Op dat moment een zeer goede benadering voor welvaart, een idee dat in de periode ervoor nooit statistisch goed benaderd.
Dat economische groei die welvaart imperfect meet, daar zijn economen het ook al lang over eens. Ook Simon Kuznets, de man die aan de wieg stond van het BBP, gaf dat in 1937 al aan. Simpel gezegd meet economische groei vooral (markt-)transacties over een bepaalde periode (bijvoorbeeld een jaar) in een bepaald gebied (een land). Al het andere, van voorraden en verdeling, tot negatieve effecten op de leefomgeving, wordt niet gemeten. Zo maakt het voor economische groei niet uit als er door een overstroming eerst een heel dorp verdwijnt (meet geen voorraad), maar telt de wederopbouw mee als een impuls voor groei. Een euro uitgegeven aan alcohol of sigaretten weegt even veel als een euro voor onderwijs. Ook maakt het niet uit of er een enorme schuld wordt aangegaan om iets te kopen; alleen de transactie telt, niet hoe die is gefinancierd. Daarnaast zijn er nog tal van andere uitdagingen om transacties goed te meten, bijvoorbeeld hoe prijsontwikkelingen mee moeten worden gerekend.

Groei kan echt niet tot in het oneindige – en nu al helemaal niet meer
In de analyse van de Club van Rome uit 1972 was het al glashelder: groei is een probleem voor de houdbaarheid van ons economische systeem. Want in een systeem dat natuurlijke grenzen heeft, kan niets eeuwig groeien. De Club van Rome  definieerde 66 ‘continu kritische problemen’ die voortkomen uit een onderliggend probleem: exponentiele groei van energiegebruik, materiaal- en grondstofgebruik, industriële productie en exponentiele bevolkingsgroei (Meadows & Meadows, 2007).

Nu zijn er altijd mensen die blijven zeggen: maar dat hoeft toch niet zo te zijn? We kunnen toch virtualiseren, innoveren en we zijn toch aan het verdienstelijken? Dus wat nu, in een virtueel landschap kunnen we aan die fysieke grenzen ontsnappen, toch? In het huidige tijdsgewricht, ondanks de voortschrijdende digitalisering en virtualisatie, en de verdienstelijking van onze economie, blijven wij echter gebonden aan fysieke grenzen.
Denk bij digitalisering en virtualisatie aan energie-slurpende datacenters, bij verdienstelijking bijvoorbeeld aan mobiliteit; we zullen altijd een groot beroep doen op grondstoffen.. Natuurlijk, er is innovatieve technologie die bijdraagt aan verduurzaming. Maar tot op heden heeft al die vooruitgang er niet toe geleid dat we minder snel tegen de grenzen van het ecosysteem aanlopen, integendeel. De energiezuinigere verbrandingsmotoren die we hebben ontwikkeld, worden geplaatst in zware SUV’s. En als we energie weten te besparen door onze huizen beter te isoleren, stoken we ze van de weeromstuit warmer. Dit soort ‘terugstuitereffecten’ (rebound-effecten) zorgt er heel vaak voor dat duurzame innovaties uiteindelijk op macroniveau niet leiden tot verduurzaming.

Met veel moeite is wellicht is de uitstoot van broeikasgassen technologisch weg te toveren met een combinatie van marktprikkels (broeikasbelastingen) en technologie (broeikas afvangen en opslaan) zonder dat je tegen groeigrenzen aanloopt. Maar voor het verlies van biodiversiteit, grondstoffengebruik of uitputting van landbouwgronden is dat al een stuk lastiger. Er is daar in ieder geval geen positieve trend te zien en overheersen terugstuitereffecten die van conservatie en milieubeleid. Groei kan niet onbeperkt zijn.
Daarom is er nu eigenlijk geen uitweg meer. Voor de belangrijkste uitdagingen van onze tijd – ecologische grenzen, ongelijkheid – is meer groei uiteindelijk niet het antwoord. Sterker nog, het lijkt juist het onderliggende probleem te zijn: groei voedt op dit moment vermogensongelijkheid, groei voedt de ecologische crisis.

Het moet dus anders
Zonder door te hebben dat een monetair begrip van welvaart zo diep in het economisch denken zit, wordt welvaart telkens versmald tot markttransacties en groei. Als we dit serieus willen veranderen, moet goed worden nagedacht hoe je een paradigmaverschuiving voor elkaar krijgt. En hoe verleidelijk het ook moge zijn, we kunnen niet volstaan met een alternatieve maatstaf of dashboard. Alleen al het feit dat er werkelijk tientallen alternatieven zijn (Indicator database | Explore Green Economy Indicators (measuring-progress.eu)) zegt genoeg: het gaat niet over een getalletje dat wordt gerapporteerd, het gaat over een paradigma, het totaal aan regels van het spel en hoe iedereen - burgers, bedrijven, overheid - daarmee omgaat. En het wijzigingen van de regels – de paradigmaverschuiving – is een rommelige bezigheid: koplopers die laten zien wat kan, achterblijvers die krampachtig vasthouden aan hoe het was, meestal gevoed door eigenbelang.
Om een en ander inzichtelijk te maken, staan hieronder een paar punten gebaseerd op de kantelpunten van Meadows (1999). Zij maakt onderscheid tussen kleine stapjes en een ‘echte’ systeemverandering waarbij heel veel komt kijken. Om maar meteen een misverstand weg te ruimen: je hebt zowel kleine stapjes als grote stappen nodig, in een af en toe volstrekt willekeurige volgorde. Dat is de manier om een systeem te veranderen. Maar wat niet werkt is blijven hangen in kleine stapjes en symbolen zonder dat het paradigma verschuift. Daarom is dit hier ook als hefboom afgebeeld. Het systeem komt in beweging door bijvoorbeeld vrijwillige gedragsverandering, maar verandert pas echt als het ontwerp en de intentie worden aangepast.
Alleen maar bezig met een alternatief voor BBP, zonder dat de instituties, ideologie en aannames werkelijk ter discussie worden gesteld is niet genoeg.

-1- Een systeemverandering begint bij vrijwillige gedragsverandering. Dat begint bij zowel bedrijven als consumenten die op zoek gaan naar besparingen: door bijvoorbeeld te isoleren Bij consumenten die radicaal kiezen voor een duurzamer leven. Die dus expliciet prijssignalen negeren: ze kiezen niet voor het goedkoopste maar voor het meest duurzame. Bij bedrijven die niet alleen gaan voor de winst, maar ook voor een duurzaam businessmodel met impact, die convenanten afsluiten en vrijwillig standaarden ontwikkelen om te verduurzamen. Alles vrijblijvend, vanuit eigen motivatie.
-2- Een tweede stap is het veranderen van de stromen in de economie. Dit gaat verder dan gedragsverandering en andere intenties. Het gaat hier om andere keuzen op systeemniveau. De overheid die duurzaam gaat inkopen en aanbesteden. Duurzamere businessmodellen kunnen ontstaan, zoals bijvoorbeeld product-als-dienstmodellen. Steeds meer recycling en levensduurverlenging van producten. De regels van het spel blijven nog steeds hetzelfde, maar de bewustwording wordt collectiever, voorbij de individuele ‘idealist’.
-3- Op het derde niveau wordt systeemverandering zichtbaar: de regels van het spel worden aangepast door het ontwerp van de economie aan te passen. Bijvoorbeeld door het invoeren van belastingen op vervuiling (zoals broeikasgassen) en het voeren van ‘echte’ prijzen (dus prijzen die ook de niet-financiële impact weergeven), verplichte ‘integrale’ rapportages van bedrijven over zowel financiële als duurzaamheidsimpact, nieuwe samenwerkingsinitiatieven tussen consumenten en bedrijven om waarde te creëren die in fase -1- al zijn begonnen maar nu meer mainstream worden.
-4- Op het laatste niveau gaat het pas om het veranderen van de intentie: een andere mindset en uiteindelijk ook een ander paradigma. Daarbij hoort een overgang van groei naar een bredere indicator of indicatoren die welvaart rapporteren. Dit kan een dashboard zijn of een getal met daaronder een veelheid aan indicatoren, maar in ieder geval een breder spectrum aan dimensies die welvaart weergeven als expliciet uitgangspunt en evaluatie van hoe het gaat met een samenleving. Maar alleen een nieuw richtpunt voor welvaart is niet genoeg. Daarbij hoort ook het fundamenteel aanpassen van instituties: een economie die omvalt als ze niet meer groeit is niet geschikt voor bredere welvaart als sturingsmechanisme. Dus groeiafhankelijkheid in overheidsinkomsten en op de arbeidsmarkt moet worden beperkt. Te denken valt daarbij aan meer bestaanszekerheid (soort van basisinkomen), een economie met grotere buffers (waardoor minder groei ook voor bedrijven een minder groot probleem is) en overheidsinkomsten die ook minder afhankelijk zijn van groei (door minder stroomgrootheden zoals loon en winst  te belasten maar vooral voorraden zoals grond en kapitaal).

Er is geen duidelijke ordening in deze stapjes.  Soms kan zomaar iets op niveau vier gebeuren (met een grote hefboom), terwijl er op niveaus daaronder minder schuift. Maar in het algemeen geldt: een systeemverandering vindt alleen dan echt plaats als het paradigma ook verschuift. En dat krijg je niet voor elkaar door alleen wat individuen die zich anders gaan gedragen.

In 2021 grote stappen?
Hoe langer de corona-pandemie duurt, hoe meer de geluiden over een duurzaam herstel, build back better, zijn verstomd. De paniekmodus om de pandemie onder controle te krijgen heeft veel mensen het zicht ontnomen op het feit dat  corona bestaande problemen heeft verergerd. Maar impliciet is er wel wat opmerkelijks gebeurd. In Europa is economische activiteit wel degelijk ondergeschikt gemaakt aan gezondheid. Iets wat wellicht ook ingegeven wordt door het welvaartsniveau (we kunnen het ons veroorloven), maar tegelijkertijd dus ook aantoont dat het groei-denken is gaan schuiven.
Nu het einde van deze pandemie gloort, is er de mogelijkheid om wat bakens te verzetten. Het zou een gemiste kans zijn als we in 2021 níet nadenken over een bredere begrip van voortgang.
En de kansen zijn er. Geredeneerd vanuit de grote discussies van deze tijd (van klimaatverandering en biodiversiteit tot ongelijkheid) is bredere welvaart een beter richtpunt dan smalle welvaart. We zien steeds meer burgers, bedrijven en overheden actief op de verschillende kantelpunten. Dus waarom zou 2021, als we toch zaken aan het herontdekken zijn, niet het jaar kunnen worden van de kanteling? Op een paar punten kan het in 2021 wellicht heel snel schuiven:
-1- Er zijn steeds meer B-corps in wereld, er komen steeds meer duurzame producten, bewuste consumenten en duurzame bedrijven. Allemaal op eigen initiatief. Zoals al eerder gememoreerd, de grootste werkgeversorganisatie zet brede welvaart centraal. Bewustwording onder consumenten wordt ook steeds groter.
-2- Er is al jaren veel aandacht voor nieuwe businessmodellen. Circulair, duurzaam, sociaal, allerlei soorten. Er lijkt ook steeds meer aandacht te komen voor het opschalen en financieren van dit soort initiatieven.
Een deel van de consumenten lijkt steeds minder te hechten aan bezit. Na corona krijgen we wellicht een grootscheepsere verandering van mobiliteit, omdat waar en hoe we werken anders kan worden ingericht.
-3- De beprijzing van broeikasgassen begint nu, ook door de alsmaar stijgende Europese prijs voor uitstootrechten, echt serieus te worden. Dit kan helpen een energietransitie te versnellen. De discussie over andere ‘echte’ prijzen neemt ook in hevigheid toe, in Nederland en daarbuiten. Wat daarbij kan helpen is dat het woud aan rapportages over duurzame effecten langzaamaan aan het standaardiseren is: als in 2021 meer standaarden voor duurzaamheidseffecten komen, wordt het ook makkelijker te beprijzen.
Het herstelbeleid van veel landen richt zich ook op meer factoren dan economische groei. In de European Green deal gaat het bijvoorbeeld in sterke mate om een bijdrage aan de klimaattransitie. Dat beleid vraagt dus ook om andere indicatoren.
-4- De discussie over ‘beyond GDP’ indicators duurt al jaren. Hopelijk komt dit de komende tijd een stap verder doordat zowel in internationale gremia als de OECD en de VN dit soort discussie wordt gevoerd en regelgeving in de financiële sector steeds meer vraagt om standaardiseren van zowel positieve als negatieve impact van bedrijfsvoering. Dat helpt om de discussie te verleggen van groei naar welvaart. Maar dat is slechts het begin. Ook een discussie over de inrichting van sociale zekerheid (basisinkomen?), ongelijkheid in vermogens en ecologische grenzen hoort daarbij. Maar wat wellicht nog belangrijker is, is de morele discussie over welvaart: wat vinden ‘we’ als samenleving belangrijk? Is die discussie eigenlijk in het coronajaar wel gevoerd, op het moment dat de economie werd geofferd voor de gezondheid? En waarom doen we dat wel, maar is het vragen om economische offers voor een energietransitie onbegonnen werk? Zonder die discussie blijft ook een alternatieve indicator voor welvaart een lege huls.

Echt verder komen dan BBP, economische groei, is een kanteling. En die komt er alleen maar als de drukpunten van het systeem op alle niveaus worden beroerd. Kantelmomenten worden in zijn algemeenheid ingegeven door een verschuiving van technologie of omslag in ideologie. De technologische vooruitgang maakt het ons, in het rijke westen, mogelijk minder bezig te hoeven zijn met alleen materieel welbevinden. Ideologische verschuivingen vinden vaak plaats na belangrijke maatschappelijke gebeurtenissen. Net zoals de tijd na Tweede Wereldoorlog de tijd was van de vestiging van dit paradigma, kunnen de komende jaren een verschuiving laten zien naar een meer bij-de-tijds idee van welvaart en daarop sturen.

In een serie artikelen en podcasts verkennen we de contouren van een duurzame economie en de wegen om daar te komen. Bouw mee aan de economie van de toekomst.

Fischer, J., M. Riechers (2019). A leverage point perspective on sustainability. People and Nature, 1, 115-120.
Kuznets, S. (1937). National Income, 1919-1935. NBER, National Bureau of Economic Research, 66 (September), 1–16. Retrieved from http://www.nber.org/books/kuzn37-2
Meadows, D. H., Meadows, D. L., Randers, J., & Behrens, W. W. (1972). The Limits to Growth. Chelsea, 205, 205. https://doi.org/10.1111/j.1752-1688.1972.tb05230.x
Meadows, D. H., & Meadows, D. (2007). The history and conclusions of the limits to growth. System Dynamics Review, 23(2–3), 191–197. https://doi.org/10.1002/sdr.371
Meadows, D. (1999). Leverage Points Places to Intervene in a System. The Sustainability Institute, Hartland